En ook nu nog is het niet klaar voor mij…

En ook nu nog is het niet klaar voor mij…

Het verhaal van Harm Lefferts

Interview door Wim de Jong, maart 2024

Harm Lefferts hoopt op 16 april van dit jaar 100 jaar te worden. 57 jaar geleden kwam hij met zijn gezin in Deventer wonen voor zijn werk bij van Gend & Loos. Ik spreek hem samen met dochter Anneke in zijn flat aan het Wezenland. Harm heeft zich – via zijn dochter – gemeld bij ons comité. Hij wil wel vertellen over littekens van de oorlog. “Dat is nieuw. Vorig jaar wilde hij dat nog niet”, zegt zijn dochter. Ook toen had het gepast in ons jaarthema over dwangarbeiders. Hij zal één van de laatsten zijn die daarover uit de eerste hand kan vertellen. Nu dan hier enkele stukjes van zijn verhaal.

Op aandringen van zijn vier kinderen heeft hij zijn levensgeschiedenis opgeschreven en daar zelfs een boek van gemaakt getiteld: MIJN GESCHIEDENIS.[1] Knap werk voor iemand van 96 jaar om een boek te schrijven met illustraties en al! Een belangrijk motief om zijn ervaringen uiteindelijk toch op te schrijven was dat dit stukje geschiedenis niet verloren mag gaan. Daar is die te waardevol voor. Het belangrijkste bronnenmateriaal blijkt een grote blikken trommel met de wekelijkse brieven en andere documenten erin. Daarnaast beschikt Harm over een ijzeren geheugen. Hoe sterk dat nog is toont hij tijdens het gesprek. Harm diept anekdotes op die ook zo in het boek staan en voegt er nog wat details aan toe. Ook de tijdsvolgorde van de gebeurtenissen heeft hij paraat. Het vertellen zelf gaat hem niet al te vlot af. Soms is hij een woord kwijt en dat stoort hem. Vertellen voor een camera ziet hij daarom niet zitten. Harms levensverhaal wordt sterk bepaald door de oorlog. Van de 75 pagina’s gaan er wel 65 op een of andere manier over de oorlog. Bijzonder is dat niet als je nagaat wat hij toen allemaal heeft meegemaakt. “Al wil ik het helemaal niet vergelijken met wat de Joden is overkomen”.

Zijn oorlogsverhaal begint in Harlingen. Daar maakt hij in de meidagen ’40 de gevechten mee rond de Afsluitdijk. Later in juli bombarderen de geallieerden de haven in zijn stad om een scheepswerf te raken. Op de middelbare school in Winschoten krijgt hij te maken met hard optreden van de bezetter tegen anti-Duitse spot door leerlingen. Ze deden ‘hinkepoot’ Seyss Inquart na. Daarbij was ook verraad door een medeleerling in het spel. “Dat was een van de vervelendste dingen, het onderling wantrouwen”. Ook heeft Harm de verwijdering van Joden uit Winschoten meegemaakt en herinnert hij zich de eindeloze rij treinen volgepropt met Joden. En de briefjes die zij er uitgooiden met berichten voor hun verwanten. Veel mensen stonden bij spoorwegovergangen om die briefjes op te vangen en vervolgens door te sturen.  

“In ’43 werden wij van lichting ’24 opgeroepen voor de Arbeitseinsatz. We kregen meegedeeld dat we als metaalarbeider in Hamburg zouden gaan werken. Het werd echter Waren-Müritz, een plaats aan een groot meer boven Berlijn”. Als detail vertelt Harm dat ze ’s nachts op station Hamburg koffie kregen aangeboden door vriendelijke Duitse dames, maar dat iedereen resoluut weigerde. Op de plek van bestemming bleek dat Harm en zijn makkers moesten werken in een gecamoufleerde fabriek Memefa (Mecklenburgische Metallwarenfabrik). Uiterst onveilig werk met gloeiend metaal dat gestanst moest worden tot propellerbladen. Het was een uiterst vervelende plek met prikkeldraad en honden. Die honden werden ook gebruikt om de werknemers naar de schuilkelders te jagen bij een luchtalarm. In de loop van de oorlog kwam dat steeds vaker voor. Tot de fabriek na een bombardement helemaal stil kwam te liggen. Ook over kou, slecht eten, luizen en ander ongedierte kan Harm meepraten. Verder heeft hij gezien hoe slecht de Russen en Polen werden behandeld. Dat waren volgens de Duitsers immers Untermenschen. Dat bleek uit hoe zij als vee behandeld werden, het slechte eten dat ze kregen en de verwaarlozing bij ziekte of na een bedrijfsongeluk.

De episode die bij Harm het meest is blijven hangen is die van de vlucht naar huis. Die reis was vol gevaar, ontbering en onzekerheid. Dat maakte het meeste indruk. Lees zijn eigen woorden in het aanhangsel hieronder. Het is de letterlijke en ingekorte tekst hierover uit zijn boek. Het beschrijft de periode tot de bevrijding door de Amerikanen. Een week erna is hij weer thuis in Winschoten.

Direct na de oorlog wilde de jonge Lefferts zijn verhaal kwijt over wat hij in Duitsland had meegemaakt. Hij merkte evenwel dat niemand daar interesse in had. Ook zijn familie niet. Hij neemt dat overigens niemand kwalijk. Iedereen was bezig met overleven en vooruitkijken. Vervolgens heeft hij zijn verhaal in zijn verdere leven voor zich gehouden. Hij vertelde zijn kinderen af en toe een anekdote, dat wel. Dit waren vaak de lichtere gebeurtenissen. Maar zijn kinderen wilden toch een keer het hele verhaal kennen. “Ik had daar helemaal geen zin in en ik zag op tegen de confrontatie met alles wat ik indertijd had meegemaakt”, zegt Harm. Maar desgevraagd zegt hij dat het helend heeft gewerkt om alles op te schrijven. Dat gold ook voor de pelgrimsreis naar Oost-Duitsland die Harm na zijn vervroegde pensioen heeft gemaakt met zijn vrouw. Ook haar had hij weinig verteld over de oorlog. Die reis had nog wel wat voeten in de aarde. Het was nog de tijd van de DDR. Veel herkenbaars vond Harm niet terug. Wel kwamen heftige emoties los. Hoe dichterbij Waren-Müritz hij kwam, hoe zenuwachtiger hij werd. “Toen ik moest afslaan van de snelweg daar trapte ik in plaats van op de rem op het gaspedaal”.

Toch is het nog steeds niet klaar. Ook niet na het schrijven van het boek. Harm denkt nog vrijwel dagelijks aan de oorlog.

Aanhangsel de vlucht naar huis

Hoe verder de Russische troepen Duitsland binnendrongen hoe zenuwachtiger en angstiger de bevolking werd. De propaganda in kranten en bioscopen en via de radio was zodanig dat de toch al zeer aanwezige angst voor Iwan tot het kookpunt werd opgevoerd door uitgebreid de wandaden door de Russen te tonen en te vertellen. Dit werd nog versterkt door de komst van de eerste vluchtelingen in Warren, die nog per trein of per volgeladen paard en wagens uit het Oosten kwamen en met hun verhalen de zwartste vermoedens omtrent het gedrag van het Russische leger bevestigden. Het moge duidelijk zijn dat de situatie ook op ons van grote invloed was. We begonnen ons af te vragen wat we moesten doen als de Russen dichterbij zouden komen….

Maar voorlopig ging het normale kampleven nog gewoon door, alhoewel de omstandigheden snel verslechterden. De rantsoenen werden steeds minder en in de fabriek waren storingen vanaf februari bij de gas- en elektriciteitsvoorziening steeds talrijker. …

Naar de stad gaan werd steeds minder ontspannend. De eerste Russische vliegtuigen verschenen boven Waren en schoten op alles wat bewoog. Voor het eerst werd de fabriek gebombardeerd. De schade was redelijk groot en een paar Duitsers en Fransen raakten gewond…

Het kamp werd regelmatig bezocht door twee Nederlandse SS’ers die reclame maakten kwamen maken voor de SS. Tot nu toe hadden zij geen succes gehad maar hun praatjes werden dermate mooi gemaakt dat vier jongens erin tuinden. Hun werd verteld dat ze in Veendam zouden worden opgeleid, dus lekker dicht bij huis, en in afwachting daarvan dubbele rantsoenen zouden krijgen. Ik zie ze nog op een rijtje zitten met een extra brood worst en boter, maar zij werden intussen gemeden als de pest. Het waren wel de stomste en domste jongens van de hele kamer. Ik weet niet hoe het met hen is afgelopen want zelfs na de oorlog heeft niemand meer contact met hen opgenomen. …

Intussen werd de situatie steeds nijpender. In maart was de productie van de fabriek door het steeds vaker voorkomen van luchtalarm en storingen bij de gas- en elektriciteitsvoorziening op een zeer laag niveau beland. Bovendien werd de aanwezigheid van steeds meer wandluizen, gewone luizen en muizen in de barak steeds erger. Dit werd verergerd door de afwezigheid van zeep en storingen bij de watertoevoer. Hier kwam nog bij dat zo langzamerhand de handdoeken, die in de tijd nog niet zo groot waren als die van tegenwoordig, volledig versleten waren. We konden niets kopen omdat we geen textielbonnen hadden. Eind maart kwam de hele fabriek tot stilstand. De stroomvoorziening stopte en de gasfabriek werkte niet meer. De Russen hadden intussen de Oder bereikt en de Russische vliegtuigen kwamen steeds vaker de ontstane chaos vergroten door zeer laagvliegende aanvallen uit te voeren. Bij een van deze aanvallen op het station werd één van onze kamergenoten gedood. Het was Hendrik van der Veen één van de tweeling uit Winschoten die beide bij ons in de kamer thuishoren. Hij werd in Warren begraven en na de oorlog samen met nog enkele overleden jongens in Nederland herbegraven. In die tijd kwamen we niet meer in de stad omdat de straten al verstopt waren door vluchtelingen die in paniek het Westen proberen te bereiken om aan de Russische dreiging te ontkomen. Duitse soldaten die het front de rug toe hadden gekeerd werden door de SS met het geweer in de rug teruggestuurd. Als waarschuwing werden in de Langestrasse enkele gevluchte soldaten aan straatlantaarns opgehangen.

Op 2 april werd ik met Roukema … opgedragen ons te melden bij de meelfabriek die bij de haven was gevestigd. Het leek ons een fantastische bestemming, omdat meel eten betekende en bij ons zeer welkom was. … Wij moesten het graan in zakken scheppen en naar de fabriek aan de overkant van de straat brengen … Hoe we aan linnen zakjes zijn gekomen weet ik niet, maar we hebben elke dag zakjes vol met meel naar het lager genomen. Soms was het mogelijk om griesmeel mee te nemen, uiterst geschikt onder waterige lagersoep want dikker te maken. Helaas heeft ons verblijf in de melkfabriek niet lang geduurd. Na een paar dagen werden we bij het terugkeren naar het lager door jongens, die ons stonden op te wachten, gewaarschuwd dat de kamppolitie aan ieder die het lager binnen wilde gaan gevraagd werd of ze op de meelfabriek werkten. We hebben ons onmiddellijk ontdaan van het meel dat we bij ons hadden. Bij het controlepunt bij de binnenkomst werd ons inderdaad gevraagd waar we hadden gewerkt, moesten naar binnen komen en werden gefouilleerd. Uiteraard vonden ze niets maar zeiden dat zij wel door de leiding van de meelfabriek waren gewaarschuwd dat wij meel hadden gestolen. …

Wij werden naar buiten gebracht richting lagergevangenis en zonder uitleg samen in de cel opgesloten. Het was 16 april en ik moest mijn verjaardag in gevangenschap vieren. Dan was de cel waarin we zaten bepaald geen feestzaal. Het was een smalle ruimte met aan beide zijden een smalle houten banken. Of er ook verlichting was weet ik niet meer, maar het was geen pretje om daar wie weet hoe lang te moeten verblijven. Komt nog bij dat we geen idee hadden wat ons boven het hoofd hing. Ik denk achteraf dat wij geboft hebben omdat we een paar dagen zonder enige uitleg vrijkwamen met de mededeling dat wij ons moesten melden op het kantoor van de Memefa. Onder normale omstandigheden zouden we naar een strafkamp zijn gebracht.

Maar de situatie was toen zodanig dat de Duitsers alleen maar druk waren met hun eigen welzijn. Op het kantoor werd ons meegedeeld we waren ontslagen en we moesten ons melden op het Arbeidsambt in de stad. Ondanks de chaos, die steeds meer om zich heen greep, was de Duitse Gründlichkeit nog steeds onuitroeibaar aanwezig, zodat alle papieren die op ons betrekking hadden aan ons werden gegeven. Tevens moesten we onze Ausweis inleveren zodat we fabrieksterrein niet meer konden betreden. Bovendien kregen we nog een eindafrekening van de ons toekomende loon. Ik kreeg 6,96 RM uitgekeerd. Tevens kregen nog een paar broodbronnen. We hebben afscheid genomen van die jongens in het lager, onze spullen in de koffer gedaan en het Arbeitsamt opgezocht. Daar was het een drukte van belang. Het plein voor het Arbeitsamt stond vol buitenlandse jongens en meisjes, die zich ook moesten melden voor een nog onbekende bestemming…. Wij moesten ons melden bij een spoorwegwerkplaats achter het station in Rostock. We kregen een treinkaartje en moesten de eerstvolgende trein nemen. Dat betekende het afscheid van Waren-Müritz en van de jongens waar we toch een innige band mee hadden en met wie we mooie en slechte gebeurtenissen hadden gedeeld. Maar het leven gaat door …

Reizen met de trein was in die tijd een gevaarlijke onderneming omdat Russische vliegtuigen steeds op zoek waren naar alles wat bewoog. Het was een wonder dat er nog treinen reden. Na 20 april reden in Mecklenburg geen treinen meer. Gelukkig was het tijdens onze reis vrij rustig In de lucht, zodat we er zonder kleerscheuren maar wel met veel vertraging aankwamen bij het Hauptbahnhof Rostock. Wij hadden geen zin om ons direct te melden bij de werkplek omdat we honger hadden en wij broodbonnen en voldoende geld hadden om een bakkerij op te zoeken en brood te kopen om onze magen te vullen. Maar het viel tegen een winkel te vinden waar brood werd verkocht. De hele binnenstad, waar normaal gezien wel een bakker te vinden zou zijn, lag in puin door bombardementen. In het centrum stond alleen nog maar de Mariën Kirche overeind temidden van de puinhopen. Wel ontdekten we in de omgeving een beetje louche restaurantje waar we zonder bonnen een kom kool konden krijgen. Nou ja beter iets dan niets. We kregen daar zelfs nog een adres waar we brood konden kopen. Aan het eind van de middag hebben we ons toch maar gemeld bij de spoorwegwerkplaats achter het station. We werden verwezen naar een klein lager dicht bij de werkplaats. Hoe alles daar verlopen is weet ik niet meer precies maar op het kantoortje waar we ons moesten melden was niemand op de hoogte van onze komst en wisten ze niet wat ze met ons aan moesten. … Omdat er verder niemand naar ons omkeek, hadden we al gauw in de gaten dat we bij afwezigheid ook niet gemist zouden worden en zijn we na een paar dagen de stad maar ingegaan omdat we wel benieuwd waren hoe die Grote Kerk in het centrum ervan binnenuit zou zien. We hadden dit beter niet kunnen doen want er lagen alleen maar doden in lijkenzakken, waarschijnlijk afkomstig van het steeds dichterbij komende front. Dat wij niet de enige waren die het werk het werk hadden gelaten en de stad maar waar ingetrokken, merkten we al spoedig want onderweg ontmoeten we regelmatig groepen Hollandse jongens die onmiddellijk doorhadden dat wij ook uit Nederland kwamen en ons begroeten met in die tijd in Nederland populaire hit “Ouwe taaie jippie jippie jee”. Dit hebben we maar opgevat als een al optimistische toekomstvisie.

In de buurt van de haven niet zo ver van de binnenstad was het een drukte van belang. Duizenden vluchtelingen hadden zich inclusief paard en wagen verzameld bij een paar grote schepen waarop iedereen probeerde een plaatsje te veroveren om nog het westen te bereiken via de levensgevaarlijke weg over de Oostzee. Over land was ook bijna onmogelijk omdat alle wegen naar het westen verstopt raakten. Dat dit alles niet zachtzinnig gebeurde, bleek wel toen een aantal vooraanstaande nazi’s probeerde in te schepen, maar de kapitein weigerde deze mensen voorrang te geven boven vluchtelingen. Hij werd door de SS doodgeschoten.

Het werd intussen hoog tijd om ons te beraden op onze toekomst. Het donderen van de kanonnen kwam steeds dichterbij en wij hadden door het graven van loopgraven en tankvallen in de stad en de geruchten dat de stad als vesting was aangewezen en dus niet zonder tegenstand aan de Russen zou worden overgegeven en de, als het donker werd roodgekleurde lucht veroorzaakte door de in brand gestoken steden en dorpen in de omgeving, hadden we al gauw in de gaten, dat we zo snel mogelijk moesten maken dat we wegkwamen. Ik weet niet meer welke datum of dag het was omdat dit voor ons al lange tijd onbelangrijk was geworden. Weer terug in het lager werden afspraken gemaakt om voor onderweg voor enig voedsel te zorgen. De jongens, die al langer in Rostock waren dan wij wisten dat er In de buurt een groentewinkel was met achter de zaak een aardappelopslag. Met een man of vijf zijn we er die avond naartoe gegaan, over de muur geklommen en als er weerlicht een paar zakken met aardappelen gevuld, naar het lager gebracht en in een paar pannen in de schil gekookt. Intussen waren de paar kistjes georganiseerd waar de foerage in werd gedaan. We hadden afgesproken diezelfde nacht nog te vertrekken. Een jongen uit België wilde niet mee omdat hij verliefd was geworden op een Russisch meisje uit het naastgelegen lager en haar niet wilde achterlaten. We moesten uiteraard al onze spullen en koffers achterlaten. Alleen de dingen, die wij in onze zakken konden stoppen zoals brieven, passen en andere voor ons belangrijke papieren en kleine dingen gingen mee in een rugzakje. Mijn schoenen hadden hun beste tijd gehad en ik had een paar meegenomen en ze waren totaal ongeschikt om een eind op te lopen maar gelukkig had Roukema nog een paar werkschoenen over die hij mij te leen gaf. Ze waren wel een maatje te klein maar ik was blij dat ik ze mocht gebruiken. … Ik heb geen idee hoeveel jongens er nog waren die ook wilden vluchten maar ik heb een vage herinnering dat we in kleine groepjes vertrokken. We hebben nog enkele uren gerust en hebben die nacht om ongeveer vier uur de stoute schoenen aangetrokken om ons op pad te begeven. De eerste poging was geen succes: we werden bij de uitgang door een paar mannen tegengehouden. Ik weet niet wie of wat dat waren omdat het donker was en we door de uitgevallen elektriciteit geen hand voor ogen konden zien. We hebben maar gewacht tot het licht werd en om een uur of 6 liepen wij zonder problemen de poort uit. Ik weet niet meer met hoeveel jongens we vertrokken. …

Ik kan het gevoel dat over ons kwam niet beschrijven. Wij waren op weg en mogelijk waren we over een paar dagen weer thuis! Het was een raar en onwerkelijk gevoel, alhoewel we wel beseften dat we er nog niet waren en er nog veel op ons af zou kunnen komen eer we de ongeveer 600 km die ons nog van huis scheidden, zouden hebben overbrugd. Het was allemaal zo onwerkelijk. Het was alsof we op wolken liepen en nog vol ongeloof en met in ons achterhoofd dat het echt de echte werkelijkheid er wel eens anders uit zou kunnen zien dan wij hoopten. Maar dat was waar dat wij weleens spoedig thuis zouden kunnen zijn en dan krijg je het gevoel dat niets en niemand je nog zou kunnen tegenhouden naar huis te gaan. Maar dan realiseerde je je ook, dat je niet weet wat je in Nederland zult aantreffen. Leven ze thuis nog allemaal en staat je huis en nog? Tegenstrijdige gevoelens, die niet eerder zouden worden opgelost dan op het moment dat we het eindpunt zouden hebben bereikt want van huis hadden we al maandenlang niets meer vernomen….

We waren intussen de weg aan het zoeken om de stad Rostock uit te komen. Wat wij alleen wisten, was dat we in westelijke richting moesten lopen, omdat wij de weg in Rostock niet kenden. Het gekke was dat we geen oorlogslawaai meer hoorden. Het is beangstigend stil mede door het ontbreken van het normale stadsgeluid. Het duurde geruime tijd eer we de verkeersweg naar het westen bereikten. In die tijd bestonden er in Mecklenburg nog geen brede verkeerswegen en zo was de belangrijkste weg naar het westen een eenvoudige tweebaansweg, die op dit vroege uur al gevuld was met paard en wagens en lopende mensen. Wij hadden in Warren al veel vluchtende mensen gezien, maar als die zelf deel uitmaakt komt de ellende wel heel dichtbij. Aan de paarden kon je zien dat ze al een hele lange weg hadden afgelegd, ze liepen bijna allemaal vermoeid met de kop naar beneden de volgeladen wagens te trekken. Wie weet hoe lang ze al onderweg waren? Er waren in deze periode een miljoen vluchtelingen onderweg in Mecklenburg. De mensen die op de wagens zaten en lagen of ernaast liepen waren praktisch allemaal oude mannen en vrouwen en kinderen en zagen er zeer vermoeid uit. Bovendien zagen we steeds meer Duitse soldaten die hun wapens al hadden weggegooid. Door het ontruimen van de lazaretten zaten er veel min of meer ernstige gewonden tussen, veelal geholpen door soldaten die nog redelijk konden lopen. Bij het zien van al deze ellende besef je wel dat het je vijanden zijn maar dat het vijandige gevoel plaatsmaakt voor een soort gevoel van medelijden.

Iedereen wilde zo snel mogelijk naar het westen maar de snelheid van de massa was beperkt. Met de mensen die te voet hun doel proberen te bereiken, viel het nogal mee maar er hoefde maar iets aan een boerenkar te mankeren of de hele file kwam tot stilstand. Zo gauw we de verkeersweg bereikten, hadden we al spoedig in de gaten dat onze dozen met aardappelen ons danig in de weg zaten om op te schieten, het werd helaas te zwaar. Aan de ene kant kwam het wel goed uit om hiervan af te komen omdat we nog niet hadden ontbeten, maar na dit ontbijt zouden we niets meer hebben om te eten. Brood hadden we niet want het was in een Rostock al dagenlang geen bakker meer die nog meel had en dus spraken we onze voorraad aardappelen aan, stopten onze zakken vol voor de volgende maaltijd en vervolgden onze weg. In die tijd leef je bij de dag en soms bij het uur.  

Het eerste wat wij de volgende dag deden, was snel naar buiten kijken of de Russen er al waren. Gelukkig was er niets veranderd en konden wij ons weer aansluiten bij de stroom vluchtelingen richting Wismar, de eerstvolgende havenstad aan de Oostzee. Het moet volgens mijn berekeningen 2 mei geweest zijn. We hebben nog niets gegeten maar dichtbij Wismar komt onze redding. In een dorp dat we passeren zagen we een melkfabriek waarvan de deuren uitnodigend open stonden. Onze nieuwsgierigheid was groot omdat daar best iets eetbaars te vinden zou kunnen zijn: … onze redding, kaas! Het met het mes dat Roukema bij zich had hebben we de kaas doormidden gesneden en ieder een halve kaas in onze zakken gestopt. Langs de weg, aan de rand van het bos, hebben we onze honger gestild. Maar dat was geen feest terwijl we van de kaas genoten hoorden we een grommend geluid, veroorzaakt door een grote groep Russische krijgsgevangenen begeleid door oude Duitse soldaten met bajonetten op het geweer. Het was een vreselijk gezicht al die mensen die alleen maar gromden en er zeer slecht uit zagen. Ze droegen alleen maar vodden. Sommigen hadden alleen maar een lange soldaten jas aan met niets eronder. Anderen waren zo uitgeput dat ze niet meer in staat waren verder te lopen en in elkaar stortten. Wat er verder met hen is gebeurd, weet ik niet meer maar wij zijn uiteraard gestopt met eten en als de wiedeweerga gezorgd dat wij uit de buurt kwamen van deze weerzinwekkende vertoning. Ik vrees dat velen het niet hebben overleefd. Met het Russische leger op de hielen weet je niet hoe zij ons op ons zullen reageren als zij ons in zouden halen en met deze ellende zou worden geconfronteerd.

In de namiddag naderen we Wismar. Om de stad in te komen moesten we een rivier via een klapbrug oversteken. Naast deze brug bevond zich nog een klapbrug die al omhoog was gehaald en om klaargemaakt was om het de naderende Russen te bemoeilijken de stad binnen te komen. In de eerste straat die wij doorliepen stond een gezin dat iedereen die passeerde een kop pepermuntthee aanbood. Een onverwachte en gezien de situatie zeer menslievende geste. De stad was hier en daar zwaar beschadigd mede door een bombardement veertien dagen geleden in de nacht van 14 op 15 april. Het was wel oorlog maar dit was zo vlak voor het einde niet nodig geweest. Maar menselijk gevoel is in een oorlog niet meer aanwezig. …Hoe we het gevonden hebben weet ik niet meer maar in een buitenwijk konden we in een school terecht. Stro was er niet maar wel veel buitenlandse mannen, die ook onderdak hadden gevonden. We hebben geprobeerd vroeg te slapen omdat we moe waren, maar zonder dekens en als matras een granieten vloer en de kou kwam hier niet zoveel van terecht. Om een uur of 6 toen we aanstalten maakten om te vertrekken werden we aangesproken door een Poolse jongeman, die de nacht hier ook had doorgebracht. Hij vroeg ons of we het ook koud hadden gehad. Toen we daar bevestigend op hadden geantwoord zei hij dat er wel iets had om lekker warm te worden en haalde hij een fles tevoorschijn en hij zei dat we hieruit een slok moesten nemen. Op onze vraag wat het dan voor spul was, zei je dat het spiritus was maar dat het niet slecht was voor de gezondheid, maar goed tegen de kou en voor een goed humeur. We hebben ervaren dat hij gelijk had. We hebben er alleen maar positieve ervaring mee gehad. Na een kaasmaaltijd waar onze Pool ook van heeft genoten en wat goed paste bij de ingenomen borrel hebben we onze tocht naar het westen weer voortgezet….

Een paar kilometer buiten Wismar was de rechte weg naar het westen voor niet militairen afgesloten om militairen de mogelijkheid te bieden zich zo snel mogelijk aan de westelijke geallieerden over te geven. Wij moesten een weg die naar het noorden afboog nemen. Tegen de middag bereikten we de Oostzee; de weg liep vlak langs het water waarin een aantal schepen lag…

We bereikten op 3 mei de Lübecker bocht bij de Oostzee toen plotseling uit het niets een groot aantal zeer laagvliegende bommenwerpers vergezeld van jachtvliegtuigen over ons heen vloog. De paniek bij de vluchtelingenstroom wat groot, omdat een aantal vliegtuigen onmiddellijk het vuur opende op de voor de kust liggende schepen er een aantal bommen op gooiden. Wij zijn in een droge sloot langs de kant van de weg gesprongen want de kogels vlogen ons om de oren. Een aantal paarden sloeg op hol en een paar wagens van vluchtelingen verongelukte omdat de paarden op hol sloegen. Nadat we weer een beetje over de schrik heen waren, hebben we onze tocht weer voortgezet. Het was ons wel opgevallen dat de vluchtelingenstroom sterk was geslonken en voor een groot deel bestond uit militaire gewondentransporten. Al spoedig bereikten we een stadje dat tot onze verbazing was overgenomen door Franse krijgsgevangenen, die hun hoofdkwartier hadden gevestigd en een langs de weg gevestigd café waar de Franse tricolore wapperde en de nog langskomen de Duitse militairen op hardhandige manier van eventuele nog aanwezige wapens ontdeed. Het was een grote berg, meest revolvers, die voor het café lagen opgeslagen. Terwijl wij de Fransen duidelijk proberen te maken dat wij geen omgeklede SS’ers waren, ontstond er buiten een hels lawaai. Plotseling verscheen er een aantal grote tanks voorzien van een witte ster, die in volle vaart dwars door de voor de huizen liggende tuinen richting Wismar reden. Het waren Amerikanen!

Het was allemaal een beetje te veel. Het was net of we leegliepen, we wisten niet waar we met ons gevoel naartoe moesten. We moesten de vrijheid vieren, maar op een of andere manier voelden we niet. Ik denk nu dat alles te plotseling over ons heen kwam. Misschien ook door onze lichamelijke conditie, veroorzaakt door het de laatste dagen alleen maar eten van een beetje kaas, waardoor we volkomen verstopt waren geraakt, wat ook een misselijk gevoel veroorzaakte. Bovendien was het weer de laatste uren veranderd en was het mooie weer verdwenen en veranderd in een miezerige regen, waardoor we tot op onze huid nat waren. Door wie we zijn ingelicht over het vervolg van onze tocht weet ik niet meer, maar ons werd verteld dat we ons in de plaats Schönberg bij de Amerikaanse autoriteiten moesten melden.


[1] Het boek met Harms hele verhaal is in bezit van het 4 meicomité en kan daar geleend worden.