Het kleine zusje

Het kleine zusje

Het verhaal van Janneke Harmsen

Interview door Wim de Jong, maart 2024

Het kleine zusje

Ik ben op de zolder met Marian. We gaan op de planken van de vloer liggen.
Je moet wel een beetje oppassen want er zitten splinters in de planken. Het is koud. We hebben een broek aan, dan krijg je geen splinters in je benen. Ik heb het boek meegenomen van Paarlevaartje en Paarlemoertje. De gemakkelijke woorden kan ik lezen. De andere weet ik toch wel.

Marian is mijn zusje zegt mijn moeder, maar dat is niet zo. Ze was er ineens en toen was ze geen baby. Alle kinderen zijn eerst baby’s. Het was veel fijner toen Marian er niet was. Ze huilt heel hard en heel vaak en ze wil nooit eten. Een keer hadden we visite en die zeiden: ‘Wat een mooi zusje heb jij!’ Ik riep heel hard: ‘Ze is lekker toch niet mijn zusje!’  Toen werden papa en mama heel boos op mij. Marian weet niet dat ze niet echt mijn zusje is. Ze zegt gewoon ‘papa’ en ’mama’. Ze is nog heel klein.

Als het boek uit is,  gaan een grote boom tekenen op de witte muur van de zolder. Ik wil naar beneden. Het is heel koud op de zolder. Ik schrijf nog BOOM op de muur en mijn naam. Marian zet een mooie kras voor haar naam. Ze weet niet dat dat niet haar naam is.

Later is de oorlog ineens afgelopen.
Marian heeft een eigen papa en mama. Daar gaat ze naar toe, met een vrachtauto en een soldaat, maar dat is een goede soldaat. Iedereen zegt dat ze niet echt mijn zusje is als ik moet huilen. Dat wist ik al lang. Ik heb gehoord dat ze Joods is. Ik weet niet wat dat is, maar het mag niet van de Duitsers. Daarom was ze bij ons.
Mijn moeder is ook Joods, maar dan half, zegt ze. Ze ziet er heel uit, helemaal niet half.
Verder wil ik daar niks van horen, daar word ik bang van.

Ik ga naar de zolder. Op de muur staat nog de boom.
Die heb ik met Marian getekend.

Janneke

Bovenstaand verhaaltje is geschreven door Janneke Harmsen. Deze oorlogservaring als kind nam ze met zich mee toen ze 57 jaar geleden met haar man in Deventer kwam wonen. Dit jaar heeft ze gereageerd op de uitnodiging van het 4 meicomité Deventer om met verhalen te komen over littekens van de oorlog. Daar wil ze nu verder over vertellen.

Janneke heeft in de oorlog dingen meegemaakt die nog steeds doorwerken. De ervaring namelijk dat je ouders – en volwassenen in het algemeen – je dingen op de mouw spelden die niet kloppen. Dat geeft voor een kind een vaag gevoel van dreiging, onveiligheid en angst die misschien wel erger is dan concreet gevaar. Je leert om achterdochtig en argwanend te zijn. Steeds alert omdat de dingen die je verteld worden wel eens anders zouden kunnen zijn. Als kind verlang je dat ze eerlijk zijn en vertellen hoe het echt is. Janneke merkte dat toen ook steeds als er Duitsers of andere vreemden aan de deur kwamen. Zij werd dan snel weggewerkt. Het zou eens kunnen zijn dat ze haar mond voorbij zou praten en geheimen zou verraden.

Janneke heeft erg te doen met kinderen nu in Oekraïne, maar ook in Gaza en Israël. Hoe moet dat voor hen zijn nu en later in hun leven? Ook noemt ze dat Joden nu weer bang zijn. Ze heeft er ook een antenne voor vanwege Joodse wortels. Zelf voelt ze zich niet Joods, maar voor haar moeder lag dat anders. Die bezwoer haar ver na de oorlog nog hun tweede kind geen Joodse voornaam te geven zoals ze had gedaan met haar eerste: Mirjam. Je kan nooit weten! Die angst komt nu weer boven bij Joden, weet Janneke. Die angst zal zeker niet minder zijn voor de Palestijnen. Dat weet ze omdat ze contacten heeft daar. Zij en haar man steunden een Palestijns vredesproject op de Westbank.

Moeder was half-Joods, maar wist dat in de oorlog verborgen te houden door haar naam te wijzigen. Ze had een typisch joodse naam: ‘van Geuns’; dat werd ‘van Geus’. Als kind voel je dat: er is iets met mijn moeder, maar wat?

“Dan de onderduikers die we soms hadden. Op een gegeven moment mocht ik niet meer naar boven van mijn ouders. Daar zouden kabouters wonen die heel bang zijn voor mensen. Ik geloofde dat, maar Ik vond wel dat ze veel lawaai maakten. En dat besprak ik met Enno, onze tuinman. Daar had ik een band mee. Die zei mij eerst dat ik met niemand mocht praten over die kabouters. Later kwam ik zo’n kabouter tegen. Dat bleek een grote man te zijn met een emmer met …. Hij schrok er hevig. En ik ook. Sommige kabouters zijn u eenmaal heel groot, stelde Enno mij gerust.”   

Janneke is geboren in 1938 en komt oorspronkelijk uit een dorpje in Friesland. Daarna via Zwolle naar Deventer. Met haar 86 jaar staat ze opgewekt in het leven. Nog steeds is ze geïnteresseerd in politiek en cultuur. Janneke heeft altijd gewerkt met kinderen met verstandelijke en andere beperkingen. Op het laatst bij het Lantaarntje. Haar vader was predikant. Hij kwam uit een arm arbeidersgezin. Hij had zich opgewerkt via de kweekschool. Zijn inspirator was ds. Domela Nieuwenhuis. Ze hoorden als gezin bij de socialistische familie. “Bij de 1 mei-bijeenkomst liep ik vooraan met de rode vlag. Dan was ik trots, maar ook wel een beetje benauwd om bekenden tegen te komen. Wij hadden toch afwijkende gedachten van de meerderheid. Over de zelfstandigheid van Nederlands-Indië bijvoorbeeld. Dat afwijken van de meerderheid kwam ook nog eens aan het licht bij de bevrijding op 16 april. Inmiddels wonen we in Zwolle. Iedereen juichte toen er geallieerde vliegtuigen overkwamen op weg naar Duitsland om daar te bombarderen. Wij moesten van onze ouders naar binnen, terwijl we graag mee hadden willen juichen. Onze ouders vonden dat verkeerd. Die bombardementen waren helemaal niet meer nodig. De vijand was al bijna verslagen. Eigenlijk ben ik het daar nog steeds mee eens. In dat gedachtegoed ben ik opgegroeid.”

Janneke heeft haar ouders overigens nooit iets kwalijk genomen over hoe ze met haar omgingen als kind. Het kon toen niet anders. “We hadden soms onderduikers en dus een ‘Joods zusje’. Na de oorlog hebben we er nooit meer over gepraat. Het zusje is geloof ik goed terecht gekomen. We wilden haar niet in de positie brengen om een heel leven lang dankbaar te moeten zijn.” Later hoorde ze dat haar ouders in het Joods verzet zaten. “Men keek na de oorlog vooruit. En aan kinderen legde je toen niets uit. Daar praat je niet mee, laat staan dat je je kinderen echt begeleidde. Ik heb het idee dat dat iets van die generatie was.”

Janneke vertelt: “Ik was op de foto 4 jaar, denk ik. Midden in de oorlog. Ik herinner me nog dat de foto werd gemaakt. Dat gebeurde toen heel zelden. Op het papier in mijn hand had ik een verhaal ‘geschreven’. Ik kon nog helemaal niet schrijven maar wel nep letters maken.”