Het verhaal van Frans Van der Walle over zijn ouders in oorlogstijd
Bij de herdenking van de bevrijding van Colmschate op 8 april jl. vertelde dhr. Frans van der Walle over de moedige opstelling van zijn ouders in oorlogstijd. Hieronder het volledige verhaal. Op de foto poseert hij bij het herdenkingsmonument met op de achtergrond de pastorie waar de familie Van der Walle woonde.
In de allereerste plaats dank aan degenen die deze stijlvolle plechtigheid hebben opgezet en daarmee de herinnering aan een heftige periode op deze plek levend houden.
Ik ben frans van der Walle, geboren in de pastorie hier achter. Mijn zus Sophie en broer bram zijn hier ook. Mijn vader was in Colmschate van 1937 tot 1947 predikant. In die jaren is er heel wat gebeurd: zo is de kerk in zijn tijd gebouwd en natuurlijk waren er de oorlogsjaren.
Onze ouders waren hele “gewone mensen”. Toen ik de leeftijd des onderscheid had bereikt heb ik ze nooit anders dan zo gezien. Toch is dat maar een deel van de werkelijkheid.
In de oorlogsjaren hebben zij zich langdurig onderscheiden door onvoorstelbare moed. Hoe kwam dat? Op een avond werd er bij hen aangebeld door 2 haveloze niet Nederlands sprekende figuren. Dat gebeurde wel vaker bij een pastorie, waar men, op wat voor manier dan ook, hulp verwachtte. Maar in dit geval was het iets heel bijzonders. Het bleken ontsnapte krijgsgevangenen te zijn, die van een trein gesprongen waren en om hulp vroegen. Onze ouders lieten hen, als vanzelfsprekend, binnen. De vluchtelingen vroegen of ze een paar dagen konden blijven om op adem te komen. Op zich was dat verzoek niet zo vreemd, ware het niet dat er een bijzondere complicatie was: de Duitsers hadden de hele begane grond van de pastorie geconfisqueerd. De studeerkamer van mijn vader was ingenomen door de Ortscommandant. De hele dag liepen er soldaten in en uit de pastorie.
Onze familie verbleef op de eerste verdieping maar ’s-avonds waren de Duitsers weg en was het rustig. Dan konden de vluchtelingen buiten een luchtje scheppen. Na een paar dagen gingen de twee vluchtelingen weer verder, maar kort daarna meldde zich weer iemand, een ontsnapte piloot. En zo ging het verder, vanaf medio 1943 tot het einde van de oorlog. De pastorie was een bekende pleisterplaats geworden voor vluchtelingen die in een kamertje op de eerste verdieping zaten dat op een ingenieuze manier verstopt was. Soms waren het er wel zes tegelijk.
Van het ene kwam het andere: zo viel mijn moeder op door vluchtelingen in de trein te begeleiden van de pastorie naar Roosendaal, waar zij werden overgedragen aan mensen van het Belgische verzet, op reis naar het verre Portugal.
Haar onverschrokkenheid en niet tegen onrecht kunnen deed haar naar den haag reizen om indringend bij Seys Inquart in persoon de vrijlating te bepleiten van enkele mensen die gevangen waren genomen.
Iets voor de pastorie was een spoorlijn met treinen die regelmatig vanuit de lucht werden aangevallen. Dan rende ze als verpleegkundige naar de trein om daar eerste hulp te verlenen.
Ondertussen hadden mijn ouders een heuse rol in het verzet gekregen. Tussen de traploper en de trap bevonden zich, letterlijk onder het oog van de Duitsers, vaak illegale krantjes die later verspreid werden.
Mijn vader beklom op de eerste verdieping vaak een stoel om door een verborgen radiootje naar berichten over de geallieerden te luisteren. Op een nacht meldde zich een Poolse spion, die enige dagen bleef en vanuit de pastorie gegevens over de lanceerplaatsen van v1’s en v2’s doorgaf. Na enkele dagen werd hij midden in de nacht in de buurt van de pastorie opgehaald door een heel klein vliegtuigje.
Het einde van de oorlog, begin april 1945 , was allesbehalve vreedzaam. Er werd danig slag geleverd in het hele gebied en vooral ook om de kerk en de pastorie. 46 Canadese soldaten lieten daarbij het leven en ongetwijfeld ook een aantal Duitsers. De pastorie en kerk werden danig beschadigd. De kelder onder de kerk was volgepakt met talloze mensen uit het dorp, waaronder ook twee Duitse soldaten die het veiliger vonden om daar het einde van de oorlog af te wachten.
Na de oorlog kregen mijn ouders oorkondes van Eisenhower, de latere president van de verenigde staten, de Gaulle, de latere president van Frankrijk en een Engelse luchtveldmaarschalk.
Eenmaal de oorlog voorbij hebben mijn ouders zelden over de oorlogstijd gesproken; het was achter de rug. Maar ik realiseer me heel goed dat ze ongeveer 2 jaar lang, dag in dag uit, hun leven gewaagd hebben. Toevallig belandden ze in deze heksenketel. Ik zag ze altijd als “gewone mensen”. Maar dat was niet zo. Het doet me denken aan de wapenspreuk van een middeleeuwse familie uit Brugge: plus êtes en vous.: er zit meer in je dan je denkt. En zo is het.
Ik moet er vaak aan denken in een wereld die op dit ogenblik helemaal niet zo rustig meer is. Maar deze verhalen geven moed en vertrouwen.
Dank aan hen die hun leven gaven
Dank aan hen die hun leven waagden.
Frans van der Walle
Colmschate 8 april 2024