Het verhaal van Benjamin D. Manton
Benjamin D. Manton woont sinds zijn pensioen al weer jaren in Deventer. Hij voelt zich er thuis. Hij zingt in verschillende koren en is actief als vrijwilliger bij de IJssellinie. Onderstaand zijn oorlogsbeleving als kind in een dorp aan de andere kant van de oceaan. Een verhaal vanuit een bijzonder perspectief. Wim de Jong heeft geholpen bij de redactie.
Oorlog in mijn dorp/ een klein litteken
Ik was vier jaar oud toen in augustus 1942 mijn familie verhuisde van een voorstad van Boston naar Cohasset, één uur ten zuiden van Boston. Wij gingen met de trein, mijn moeder, toen zwanger was van mijn broer, en mijn zus van een jaar oud. Ons nieuwe huis was van 1813. Mijn vader had een baan bij de Hingham Naval Shipyard, in het dorp net ten noorden van Cohasset. Scheepsbouw was zeer belangrijk voor de oorlog die voor Amerikanen negen maanden eerder was begonnen.
Cohasset was toen een klein vissersdorp (kreeft en kabeljauw) van 3.000 inwoners. De naam Cohasset is een vertaling van de plaatselijke Indiaanse taal “plaats van veel rotsen”. Inderdaad, gedurende een paar honderd jaar gingen daar veel schepen uit Engeland en Europa naar de kelder door de onzichtbare riffen langs de kust.
Pas in 1942 is de Tweede Wereldoorlog echt doorgedrongen tot het dagelijkse leven van de Amerikanen. Op 6 december 1941 hebben de Japanners een puinhoop gemaakt van de Amerikaanse marine in Pearl Harbor. Daarna volgde de oorlogsverklaring aan Duitsland. De dienstplicht werd ingesteld. Mijn vader ontsprong de dans, hij was al 39 jaar oud en had kinderen. Dus werd hij niet opgeroepen. Maar iedereen had in de familie wel een of meer dienstplichtigen in het leger.
Het transport per schip naar Engeland werd steeds intensiever door de noodzaak van bevoorrading van Amerikaanse troepen die vanuit Engeland deelnamen aan de oorlog. Veel meer schepen met mensen en materieel vertrokken vanuit Boston en New York City. In de beginjaren hadden Duitse onderzeeërs behoorlijk succes met het tot zinken brengen van de schepen. Daarom werd overgegaan tot het varen in konvooien, waardoor de schepen beter beschermd konden worden met oorlogsschepen die mee voeren. Als een konvooi uit Boston ’s nachts vertrok moest langs de kust alle buitenverlichting uit en binnenshuis moesten zwarte rolgordijnen naar beneden zijn. Handhavers liepen rond om te controleren of er buiten geen licht zichtbaar was. Hiermee trachtte men te voorkomen dat vertrekkende schepen als silhouetten zichtbaar zouden zijn voor de Duitse onderzeeërs.
De scheepsbouwindustrie werd enorm groot. Er waren meer dan 60 bouwlocaties langs de hele Amerikaanse kust. In het piekjaar 1943 werden er landelijk gerekend gemiddeld 220 schepen per maand te water gelaten. Alleen al in de regio rondom Boston waren scheepsbouwbedrijven in Portsmouth, Charlestown, Boston, Braintree, Quincy en Hingham.
De V.S. vreesde dat de scheepsbouwlocaties door de Duitsers kwetsbaar zouden kunnen zijn. Er heerste een gespannen sfeer. Duitse spionnen/saboteurs waren op het land gezet in de staten Maine, New York en Florida. Deze Duitsers zijn overigens vrij snel opgepakt. Maar de oorlog was overal. Dag en nacht vlogen er Zeppelins, gevechtsvliegtuigen en bommenwerpers langs de kust. In het oor van mijn geheugen kan ik nog steeds het diepe gerommel horen van de Vliegende forten (B-17) en de Mitchells (B-24) die voor mij als kind zo fascinerend waren.
Een keer in de avondschemering zag een gevechtspilot een lange donkere cilindervorm in het water. Deze vorm bewerkte hij met zijn machinegeweer. De volgende dag lag er een dode blauwe vinvis tussen de rotsen. Mijn vader en ik gingen kijken. Toen wij in de buurt kwamen van de walvis zagen we mensen weglopen met jutte zakken met daarin stukken walvisvlees. Ik liep over de walvis, van start naar bek. Mannen hadden de bek opengesperd met planken en zaagden er stukken balein uit voor belangstellenden. Mijn stuk is helaas kort daarna door mijn moeder weggegooid, want zij vond de geur onaangenaam. Na vijf dagen was de geur van de walvis voor velen onaangenaam. Manoeuvreren met het hele karkas vanuit de ligplaats tussen de rotsen lukte niet. Door middel van wat springstof is de walvis kleiner gemaakt en in stukken naar zee getrokken.


Buiten de haven van Cohasset waren er onder water netten gespannen en mijnen gelegd tegen Duitse onderzeeërs die langs de kust kwamen. De vissers moesten heel goed opletten en weten waar wel en niet te varen. Toch zijn de ouders van een kennis in hun kreeftboot opgeblazen door een mijn die van zijn anker raakte.
Levensmiddelen waren niet altijd beschikbaar. Diverse producten waren op de bon zoals vlees, koffie, boter, suiker, benzine, voedsel in blik, kaas, vetten, kleren, zeep en schoenen. Sommige producten waren vrij snel op de bon, voor andere kwam dat pas later in de oorlog. Vlees was soms beschikbaar. Je kreeg dat alleen als je er genoeg bonnen voor had. Dan moest je vroeg in de ochtend in een rij gaan staan vóór de Atlantic & Pacific Tea Company supermarkt om een volgnummer te halen. Voor de hoeveelheid vlees die de winkel ontving was uitgerekend hoeveel nummers konden worden uitgedeeld aan klanten in de rij alvorens de winkel later openging.
Mijn moeder vroeg mij op een ochtend om in de rij te gaan staan en een nummer aan te nemen. Zij had een klein kind en een baby die aandacht nodig hadden. Later in de ochtend zou mijn moeder dan naar de winkel komen en met dat nummer vlees kopen. Ik ging naar de winkel en nam plaats in de rij achter 10 of 12 vrouwen die ook op een nummer wachten. Al snel kwamen er meer vrouwen achter mij. Ineens werd ik uit de rij geduwd. Ik mocht er van sommigen niet bij zijn. Geschrokken liep ik terug naar huis en vertelde mijn moeder wat mij aangedaan was. Mijn moeder dacht waarschijnlijk: ellende haalt niet het beste in mensen naar boven. Dat denk ik nu ook. De kleine misdaden in oorlog.
Benjamin D. Manton
April 2024