Interview via Whatsapp van Wim de Jong (lid 4mei comité Deventer) met mevrouw Els Hülsenbeck. Zij is de dochter van een dodelijk slachtoffer van een V1-inslag aan de Ceintuurbaan.
Dat was haar vader Theo Hülsenbeck, 42 jaar. De V1 was een wapen van de Duitsers, gericht op Antwerpen en Londen. Maar het was een zeer onbetrouwbaar wapen, de helft is neergestort voordat het doel werd bereikt.
Els is heel blij dat haar vader en moeder nu een plek krijgen in de Deventer geschiedenis. Dat is voor haar belangrijk en dat heeft ze tot op heden gemist. Ze vindt dat ook wel begrijpelijk. Het gaat immers maar om één gezin. Maar de impact van deze gebeurtenis op het leven van Els en van het gezin waar ze uitkomt, is groot geweest.
Els was tijdens het bombardement nog maar één jaar. Persoonlijke herinneringen kan ze dus niet vertellen over die gebeurtenis. Ter voorbereiding van dit gesprek heeft ze brieven van haar vader en moeder aan de familie in Amsterdam er nog eens bij gepakt. Die geven een betrouwbaar beeld van de aanloop tot de fatale gebeurtenis. Haar moeder schrijft op 10 oktober 1944, dat er een aanval van bommen op de brug en de spoorlijnen is geweest. Er waren veel huizen kapot, maar de brug was nog heel. Ze zat de hele ochtend met vijf kinderen in de kelder en ze waren allen erg bang. Haar vader was opgeroepen om te werken, zoals alle mannen in de stad tussen de 14 en 60 jaar. Hij kreeg een kantoorbaantje en was al lang blij dat hij niet hoefde te spitten. (WdJ: er moest een linie van loopgraven langs de IJssel komen. De Organisatie Todt organiseerde dat).
Haar vader schrijft over het bombardement op 28 oktober 1944: “van een regen van bommen, weer bedoeld voor de brug”. Daarbij zijn veel slachtoffers gevallen en veel huizen liggen in puin. Alle bommen vallen steeds in de driehoek tussen de twee spoorlijnen naar Amersfoort en Zwolle en daar wonen zij op de Ceintuurbaan vlakbij. Er is veel angst en het gezin verblijft vaak in de kelder.
Halverwege de maand november werden op bevel van de Wehrmacht alle huizen aan weerskanten van de Ceintuurbaan vlakbij het plantsoen, gevorderd. Het huis van de familie Hülsenbeck werd overgeslagen, omdat daar een gezin met veel kinderen woonde. Toen nog vijf, haar moeder was zwanger van de zesde. Achteraf heel wrang om in de brieven te lezen dat haar vader compassie had met de buren, omdat die binnen één dag moesten vertrekken en hun huis moesten leegmaken. Hij heeft de buren nog geholpen met die verhuizing en had het er graag voor over. Citaat uit de brieven: “Omdat wij mochten blijven zitten. U ziet dat we over geluk niet hebben te klagen”.
Op 22 december 1944 schrijft moeder: ”dat de kinderen er nu al aardig van meekrijgen”, bijvoorbeeld het broertje (bijna drie jaar) van Els zegt: “stil maar Elsje ’t is geen vliegtuig maar een V1”.
Een zus van Els vertelde een keer dat vader had gezegd, dat zij aan de Ceintuurbaan wel veilig waren. Het enige wat kon gebeuren was een verdwaalde V1. Als die een soort pruttelend en knetterend geluid maakte, hoefde je nergens bang voor te zijn, dan vloog hij gewoon door. Alleen als de motor stilviel, dan moest je wegwezen. De vliegende bom kwam dan recht naar beneden.
Toen dat op 23 december 1944 dan ook daadwerkelijk gebeurde en de bom in onze tuin viel, heeft mijn vader zeer kordaat opgetreden en snel samen met moeder iedereen uit huis gehaald. Mijn moeder, die moe was van het harde werken met vijf kinderen en haar prille zwangerschap, lag al vroeg in bed, samen met de kleintjes. Waarschijnlijk heeft moeder mij opgepakt en vader de anderen. Binnen hooguit drie á vier minuten stonden wij allemaal buiten. Het moet een gedisciplineerde operatie zijn geweest, aangezien enkele minuten later al het huis één grote vlammenzee was. In het aangrenzende huis zijn ook ingekwartierde Duitsers omgekomen, maar ik weet niet hoeveel.
Wij woonden op Ceintuurbaan 96, tegenwoordig 148 dacht ik. Mijn moeder is met ons in de sneeuw op blote voeten en in pyjama overgestoken naar de familie Hunink, die ons opving in hun huis aan de overkant, Zonneheuvel. Vader bleek achteraf terug in het huis te zijn gegaan om kleertjes te pakken voor de baby, ik dus. Hij is waarschijnlijk door giftige gassen verrast en om het leven gekomen. Verder weet ik eigenlijk niets. Tot op de dag van vandaag ben ik panisch bij brand en bang bij dreunende vliegtuigen.
Heel lang werd over die brand niet over gesproken, in ieder geval niet in mijn bijzijn. Het was een enorm taboe. Zo groot dat ik er ook niet naar durfde te vragen. Er stond een foto op de schoorsteenmantel, waarvan men zei dat het mijn vader was; een man met een pijp. Daarnaast een beeldje van St. Jozef, het enige wat uit het huis was gered, begreep ik.
Mijn moeder is met ons na de Kerst 1944 onder begeleiding van Duitsers door de linies naar Amersfoort gebracht. Heel bijzonder, dat scheen te maken te hebben met oorlogsrecht. We gingen naar haar schoonfamilie. Moeders eigen familie in Amsterdam was niet te bereiken. In Amersfoort zijn we tot na de bevrijding gebleven en daar is ook mijn jongste zusje geboren. In augustus 1945 is mijn moeder met ons teruggegaan naar Deventer en hebben we gewoond in de Tesschenmacherstraat nummer 30.
In mijn peuterjaren logeerde ik vaak bij mijn opa en oma in Amsterdam of bij een oom en tante. En dan niet voor even, maar voor maanden. Dat was een zorgeloze tijd en daar heb ik goede herinneringen aan. Vooral aan mijn opa, daar was ik dol op. De periode van de lagere school was moeilijk. Mijn moeder had vaak migraine en lag dan dagen in bed. Ik herinner mij een zware en sombere sfeer in huis, het moest stil zijn. Ik speelde veel buiten en in de zomer ging ik na school, elke dag zwemmen in de Holterkolk en daar voelde ik me heerlijk.
Soms kwam ik bij vriendinnen een strenge vader tegen, dan was ik even blij dat wij geen vader hadden, ik wist gewoon niet wat dat was: een vader. In de eerste jaren van de middelbare school was ik ’s avonds weinig thuis. Ik zocht vaak gezelligheid bij andere gezinnen en vriendinnen. Later werd dat minder, want moeder deed haar uiterste best voor een goede sfeer. Ze wilde ook dat wij gingen studeren als dat kon, om later economisch zelfstandig te worden. Daar ben ik haar nog altijd dankbaar voor. Want we hadden het niet echt breed, althans als ik dat vergeleek met mijn vriendinnen. Dat was bijvoorbeeld te zien aan de kleding die ik droeg. Twee keer per jaar kwam er een doos met kleren uit Amerika en die waren hier natuurlijk niet in de mode. Maar mijn moeder was een goed pedagoog en maakt mij weerbaar.
Terugblikkend naar mijn vroege jeugd, ben ik mijn vader erg dankbaar voor zijn heldhaftige optreden, waardoor ik mijn leven heb kunnen leven. Mijn moeder schrijft in een brief van 27 december 1944 aan haar ouders: “de wetenschap dat Theo in zorg voor ons gestorven is, zal een groote troost zijn”.
Uit de brieven komt hij ook naar voren als een echte familieman, zorgzaam en warm, met veel compassie voor anderen. Ik had hem graag willen kennen.
“Els Hülsenbeck verloor haar vader door V1”
In deze video vertelt Els Hülsenbeck over de dood van haar vader door een neergestorte V1.